Libre spelsoort

Binnen de klassieke spelvormen is libre eigenlijk het meest gespeelde biljartvorm dat we kennen. Het spel behoort tot de vormen van het carambolebiljarten. Het vermakelijke aan deze spelsoort is dat het echt alle eigenschappen van alle andere biljartsoorten in zich heeft. Vaak wordt het geadviseerd om eerst met libre te starten voor je overgaat tot een andere spelvorm. Zo leer je eigenlijk alle basistechnieken van de andere spelvormen en train je je zelf tot een echte biljartspeler. Bij libre wordt er gebruik gemaakt van in totaal 3 ballen op het speelveld. Twee witte biljartballen die worden verdeeld over beide spelers en één rode biljart bal. Af en toe kan het voorkomen dat één witte bal wordt vervagen voor een gele. Dit gebeurt om onderscheid te maken.

 

Spelregels Libre

Net zoals iedere andere vorm van biljart, stoot je ook bij libre met een stok (keu) tegen de speelbal aan. Het doel van het spel bij libre is proberen om met de speelbal beide andere ballen te raken in één keer volgens de regels. Lukt het om met de stootbal beide andere ballen te raken? Dan is dit een carambole! Vervolgens ben je nog een keer aan de beurt. Als dit niet lukt dan gaat de beurt naar de tegenstander. Vooraf spreek je een aantal caramboles af wanneer je uit eindelijk hebt gewonnen. Als de afspraak bijvoorbeeld 5 keer is, eindigt het spel zodra één speler de 5 heeft gehaald. Wint de speler die met de partij is begonnen? Dan krijgt de tegenstander ook nog één beurt om zijn aantal caramboles te maken. Als dit niet lukt wint de andere. Lukt het wel? Dan is het een gelijkspel en krijgen beide spelers 1 punt.

 

Tijdens het spelen van libre moet je dus proberen zoveel mogelijk caramboles te maken als je maar kan via het ganse oppervlak van de tafel, de hoeken zijn hiervan uitgesloten. Het is mogelijk om de eerste bal te stoten en daarmee via de tweede direct de derde bal te raken. Ook is het mogelijk dat dit via één of meer banden gebeurd. Dit is allemaal mogelijk, zolang de speelbal de andere twee ballen maar raakt. De hoeken van de tafel zijn wel afgeschermd met een driehoek. Hierin mogen maar twee caramboles gemaakt worden zonder dat één van de aanspeelballen de driehoek verlaat. In tegenstelling mogen ze er wel weer in terug komen. Als we logisch nadenken is het bij libre het makkelijkste om de ballen zo dicht mogelijk bij elkaar te houden en ook nog eens het liefste in de buurt van de korte zijde. Voor beginners is het zeker aan te raden verschillende soorten verzamelstoten te beoefenen. Deze zijn vaak te vinden op het internet of in verschillende soorten carambolebiljart boeken.

 

KLIK OP VIDEO OM TE ZIEN HOE LIBRE WERKT

 

DE ACQUITSTOOT

Acquit (afstoot) is de aanvangspositie van een partij in het carambolebiljart. Daarbij ligt de rode bal op het bovenacquit, de (gemarkeerde of gele) bal van de tegen stander op het benedenacquit en de speelbal op het linker of rechter onderacquit.

Eerst  de rode bal raken

Voor een geldige carambole is het verplicht dat de speelbal eerst de rode bal raakt. Tegenwoordig is internationaal vastgelegd dat de acquitstoot moet worden gespeeld met de volledig witte bal als speelbal.

Er staan op een biljart 5 (of 7) acquitpunten:

  • A = Bovenacquit (op een kwart van de lengteas vanaf de bovenband)
  • B = Middenacquit (op het midden van de lengteas)
  • C = Benedenacquit (op een kwart van de lengteas vanaf de benedenband
  • D = Linkerbenedenacquit (links van het benedenacquit op de afstootlijn)
  • E = Rechterbenedenacquit (rechts van het benedenacquit op de afstootlijn)
  • F = Linkerbovenacquit (links van het bovenacquit)
  • G = Rechterbovenacquit (rechts van het bovenacquit)

trekstoot

 

De trekstoot.

De trekstoot en de doorstoot zijn de stoten, waar naar mijn mening de meeste mogelijkheden liggen on de bal te verzamelen of positiespel te spelen. Tevens is het ook volgens mij niet mogelijk om de biljartsport goed te beoefenen zonder deze stoot in redelijke mate te beheersen. De trekstoot wordt bijna altijd met een lage voorhand gespeeld en met de keu (indien mogelijk) zo vlak mogelijk. Een trekstoot is altijd een combinatie van het juiste richtpunt en de juiste diepte in de bal.

Men spreekt van een trekstoot indien de stootbal zich in een hoek van minder dan 90 gr van bal 2 beweegt.

 

De trekstoot en de voorwaarden:

 

 

1. De hoek van de looplijn van bal 1 naar bal 2 t.o.v. de lijn vanaf bal 2 naar bal 3, moet kleiner zijn dan 90 graden.

2. De afstand van bal 1 tot bal 2 mag niet meer dan 30 cm bedragen.  

3. De te gebruiken kracht moet juist voldoende zijn om bal 3 te kunnen bereiken.

4. De juiste afstoottechniek: (afstoot uit de pols bij een afstand van 1-1,5 baldikte, uit de elleboog bij een wat grotere afstand snel en      indringend afstoten)

5. Richten op het snijpunt.

6. Indien bal 2 geamortiseerd wordt bal 1 wat hoger raken en bal 2 wat dikker.

 

 

 

De trekstoot en zijn moeilijkheden:

Een vaak voorkomende fout bij een trekstoot is dat men de keu niet voldoende door de speelbal heen laat gaan, maar op het moment van raken de stoot afbreekt of zelfs terug haalt. Let op!!! de buitenste 8 a 9 mm van de bal is de gewraakte ketszone dus altijd minimaal 1 centimeter boven het laken blijven met een lage en korte voorhand, speel deze bal zoveel mogelijk zonder zijeffect om een goede terugloop te verkrijgen.